Wat is smalspoor?

De Geschiedenis van het smalspoor

Mijnwagen
Een originele houten mijnwagen in het Deutsches Technikmuseum in Berlijn
De geschiedenis van het smalspoor gaat al heel ver terug. In het jaar 1556 beschreef Georg Agricola in zijn boek "Vom Berg- und Huttenwesen" een in de mijnen gebruikte wagen, die voortbewogen werd over houten planken en die tussen de voorwielen voorzien was van een ijzeren pin. De kar werd, via een in de baan uitgespaarde groef, in het goede spoor gehouden. Omdat dit niet afdoende functioneerde, bracht men al snel houten zij-lijsten aan om de wagen in het goede spoor te houden. De volgende stap was, om de geleiders half bolvormig en de wielen overeenkomstig hol te maken. Hierdoor was de eerste houten spoorbaan een feit.

Al spoedig hierna werd de ijzeren rail uitgevonden. Deze was U-vormig en de wielen hadden nog geen radkrans. Tot op dit moment werden smalspoorbanen uitsluitend in de mijnen toegepast en werden de wagens door de mens verplaatst. Geleidelijk vonden rails ook toepassingen buiten de mijnen. Aangezien de afstanden bovengronds toenamen werd overgegaan op paardentractie. In 1789 begon het spoor op het huidige te lijken door de uitvinding van de rail met paddestoel-vormige doorsnede. Hierdoor werden radkransen op de wielen noodzakelijk.

Whitcomb van Oving
Whitcomb diesel-locomotief in Oving verhuur-uitvoering
Smalspoor vond aanvankelijk ook toepassing op landerijen, bij het aanleggen van wegen en bij het graven van kanalen. Een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van het smalspoor speelde de fransman Paul Decauville, die in 1875 voor zijn eigen landbouwbedrijf een gemakkelijk te verplaatsen spoorbaan bouwde, die zo'n succes werd, dat hij reeds na een jaar een fabriek voor grotere productie bouwde, waardoor het "veldspoor" wereldwijd bekend werd. Ook vroeger gingen de ontwikkelingen snel. Na de paardentractie werden in Duitsland al snel voor het zwaardere werk stoomlocomotieven ontworpen voor smalspoorbanen. Deze kregen al snel bekendheid in de bouw, bij aanleg van wegen, bij waterwerken en bij steenfabrieken. Hiermee werden indrukwekkende prestaties geleverd. Locomotieven van 60 pk voor 750 mm spoorbreedte waren geen uitzondering en voor 900 mm spoorbreedte werden zelfs locomotieven geleverd met vermogens tot 250 pk. Op brandgevaarlijke lokaties werden vuurloze locs ingezet, gevoed uit een stationaire stoomketel elders op het terrein.

In het begin van deze eeuw kwamen de eerste motorlocomotieven in gebruik. Pioniers op dit gebied waren de firma's Oberursel en Deutz. Deze gebruikten aanvankelijk met benzol en benzine gestookte motoren. De dieselmotor kwam enkele jaren later pas in zwang. De aandrijving geschiedde in het begin door middel van kettingen of tandwielen. Later volgde voor hogere vermogens de cardan-aandrijving, die vervolgens werd opgevolgd door hydrostatische aandrijving. Ook elektrische locomotieven reden op smalspoor.

Diema DS14
Diema DS14 (GSS 14) met turfwagens op het omloopspoor in Erlecom
Industrieel smalspoor vond ook in ons land op ruime schaal toepassing. Vooral bij de steenfabrieken heeft deze vorm van transport veel gepresteerd. Soms kilometers lange lijnen in de uiterwaarden langs onze grote rivieren, van de kleiput naar de stort op het fabrieksterrein, waar zwaar (over)belaste treinen hun last torsten. Ook voor terreinonderhoud, transport op fabrieksterreinen, bij waterleidingmaatschappijen en gasfabrieken kwam men industrieel smalspoor tegen. Ook in de Provincies Drenthe en Groningen (de veenkolonies) kwam men smalspoor tegen. Het Veenspoor dat werd gekenmerkt door licht, gemakkelijk en verplaatsbaar spoor, dat uitmuntte door een slechte ligging, waarover zeer lange treinen met relatief lichte locomotieven in hoge snelheid slingerend over het spoor reden. Deze zorgden ervoor dat de gewonnen turf afgevoerd kon worden naar de turfstrooiselfabriek of naar de laadplaatsen voor verder transport over de weg. Dat deraillementen daarbij frequent (en nog steeds) voorkwamen hoeft geen betoog.

Een wel heel belangrijke rol heeft het smalspoor gespeeld in de twee wereldoorlogen. De "Heeresfeldbahnen" op 600 mm spoorbreedte vervulden een belangrijke taak bij de bevoorrading en aanvoer van troepen en afvoer van gewonden. Complete "Lazarettzüge" en vele personenrijtuigen werden hiervoor geconstrueerd. In de tweede wereldoorlog werd zelfs een standaardisatie van de locomotieven ingevoerd. Alle fabrieken moesten deze standaardlocs bouwen en onderdelen moesten onderling uitwisselbaar zijn. Helaas heeft veel van het industriële smalspoor zijn tol moeten betalen aan modernere en meer efficiënte transportmiddelen.
^